In het midden van de 19e eeuw werden veel belangrijke medische uitvindingen in het leger gedaan. Een daarvan staat op naam van de Nederlandse militaire arts Anthonius Mathijsen (1805-1831). Tijdens de Belgische revolutie in 1830 kwam hij voor het eerst in aanraking met echte gevechten en zag daarbij de problemen van gebroken ledematen. Er bestonden in die tijd al wel stijfselverbanden om gebroken armen en benen te spalken, maar die waren niet echt fijn. Zo was het heel normaal dat een patiënt 3 dagen volledig bewegingloos in het ziekenhuis moest liggen voordat het verband gehard was.
Mathijsen verving in 1851 de gangbare stijfselpap door gips, en de grondstof linnen door katoen. Het was een schot in de roos: het nieuwe verband hardde snel en kon er ook makkelijk weer worden afgehaald. De uitvinding werd een wereldwijd succes, ook buiten het leger. Zelf was Mathijsen bescheiden. In de eerste wetenschappelijke publicatie over het gipsverband schreef hij dat zijn vinding een 'misschien niet onbelangrijke wijziging in het aanleggen der onbeweeglijke verbanden bij beenbreuken' was.
Maak jouw eigen website met JouwWeb